20ste jaargang nr 2

2001

 

Vlaamse volksnamen van planten – deel 8

 

“Wat is het leven schone … onder de Sint-Pieterskrone”

 

Harry Van Driessen en Hilde Meerschaert (tekeningen)

 

 


T

ot de hertshooifamilie en de kaasjeskruidfamilie horen tal van kleurrijk bloeiende planten. De hersthooiachtigen – denk maar aan het Sint-Janskruid - zijn uitsluitend geel van kleur; bij de kaasjeskruidfamilie domineren de roze tinten.

 

Hertshooi werd in het Waasland bokkenkruid genoemd. Ruik maar eens aan de bladeren, ze stinken als … jawel, als een bok!

In heemkundige kringen is het Sint-Janskruid uiteraard de blikvanger. Over zowat gans Europa werden bij het feest van Sint-Jan (24 juni) “Sint-Janskruiden” in een vuur gegooid om groot ongeluk te bezweren. Deze ceremonie maakte deel uit van de zogenaamde zonne-wendecultus. Tot de gebruikte kruiden behoorde voornamelijk het echte Sint-Janskruid of Sint-Jansbloem.

Enkele dagen na het Sint-Jansfeest – op 29 juni – worden Sint-Pieter en Sint-Paulus gevierd. Bij deze gelegenheid spanden kinderen een Sint-Pieterskroon over de straat. Wie onder de kroon passeerde kon tegen een fooi de schoenen laten poetsen door de kinderen. Met de verzamelde centjes werden dan mastellen gekocht, die feestelijk werden verorberd met een “pappenthee” van melk en de bladeren van het Sint-Pieterskruid of Sint-Pieterstheekruid. ‘s Avonds eindigde het feest al dansend en zingend: “Wat is het leven schone … onder de Sint-Pieterskrone”.

Sint-Janskruid was in het Waasland ook gekend als Judastranen: volgens het volksgeloof was het haar van de verrader even rossig als de oranje aanlopende vruchtjes van het Sint-Janskruid. Sint-Jansbloed en Sint-Janswortel waren ook bekend als de sterkst duivel-werende plant, liefst geplukt ‘s middags op de Sint-Jansdag en daarna in bundels over de zolderbalk gehangen: jaag-den-duvel.

Ervaren veehouders weren het doodskruid als de pest uit hun weiland. Dit is nog niet zo dom vermits koeien, paarden en schapen overgevoelig worden voor fel zonlicht indien ze teveel Sint-Janskruid mee afgrazen. Bij extreem zonnig weer kan dit leiden tot een dodelijke zonneslag!

 

 

Over de stokroos (maand-roos, staakroos of winterrozen) en hibiscus (Sineesche rozen) valt eigenlijk niet zoveel te vertellen. Veel dankbaarder is het kaasjeskruid. De vruchtjes hebben door hun opvallende vorm tot tal van volksnamen geleid.

Soms zag men er kleine broodjes in (broeikens, brodekens, brokens, broodjeskruid, …), soms kaasbollen (kaaskenskruid, kasekenskruid, kattekeeskenskruid, keeskenskruid), dan weer kersen (kerskenskruid) en zelfs koekjes (koekskens, mastellekens, pastellekens, mastellekenskruid).

Kinderen maakten van de vruchtjes een paternoster: klein of groot paternosterkruid, paternosterbollenkruid.

In de volksgeneeskunde maakte men met de bladeren van de pappeblaren “pappen” of “pappels”, een kruidenomslag ter genezing van kwalijke brandwonden. Wonderlijk genoeg zorgde dit voor een mooie heling van de wonde. En of het werkte? Vraag het maar eens aan mijn schoonmoeder!

Om te besluiten nog dit: af en toe wordt kaasjeskruid wel eens aangevreten door konijnen: keunemommel (mommelen = eten), keunewafel.

 

 

Overzicht

 

Vermelde families en soorten:

Hypericaceae (Hertshooifamilie): Hertshooi (Hypericum spec.), in het bijzonder Sint-Janskruid (Hypericum perforatum);

Malvaceae (Kaasjeskruidfamilie): Kaasjeskruid (Malva spec.), Stokroos (Althaea rosea) en Hibiscus (Hibiscus spec.).

Vlaamse volksnamen (onderlijnd: o.a. in Waasland en directe omgeving)

-  Hertshooi: bokkenkruid, bokkenhout

-  Sint-Janskruid: Sint-Jansbloed, Sint-Janswortel, Sint-Pieterskruid, Sint-Pieterstheekruid, Judastranen, Jaag-den-duvel, Sint-Jansbloem, doodskruid, godewaer, godeware (de plant bloeit rond het feest van de H. Godewardus, begin mei)

(naar de soortnaam Hypericum werd ook soms gebruikt: peerka, peerko, pereko, perico, pericamp en pericom)

-  Kaasjeskruid: kaaskenskruid, kattekeeskenskruid, keeskenskruid, kaasjesbloem, kattekees, keesjesbloem, kaasbrood, broodjesplant, broodjeskruid, brokens, brodekens, broeikes, koekskens, ko(e)kskenskruid, kooskeskruid, mastellekens(kruid), kerskenskruid, keskenskruid, maalme, mommel, malem, maluwe, (groot)(klein) paternosterkruid, keunemommel, keunewafel, pappels, pappeblaars, pappeblaren

-  Stokroos: maandroos, staakroos, winterrozen, takroos,

-  Hibiscus: Sineesche rozen

Nog gekend in steekproef Groot-Stekene:

Sint-Janskruid: Sint-Jansbloem / Kaasjeskruid: kaaskeskruid / Stokroos: staukrozen

Belangrijkste andere volksnamen in Nederland:

Sint-Janskruid: duvelsjacht, Johanneskruid, oliebloempje / Kaasjeskruid: ronde radje, schakekaas, Sinterklaasbloem, hemdeknoopjes, ogenstekers

Belangrijkste Middelnederlandse namen:

Sint-Janskruid: hypericon, herthoy, Sint-Janscruydt, Sinte-Johannescruit / Kaasjeskruid:   kaeskenskruyd, malue, pappelcruut, cattekaeszkencruyt

 

 

Voor inleiding en literatuuropgave: zie d’EUZIE, jg. 18, 1999, nr. 1